Wist u dat …
Sociale partners een akkoord hebben bereikt over hervorming van de arbeidsmarkt?
Begin juni 2021 hebben werknemers- en de werkgeversorganisaties op hoofdlijnen een akkoord bereikt over de hervorming van de arbeidsmarkt. Het gaat dan met name over het afschaffen van de nuluren-contracten en uitzend-contracten.
Tijdelijke contracten
De SER stelt voor dat maximaal drie tijdelijke contracten mogen worden aangegaan gedurende maximaal 3 jaar. De onderbrekingstermijn, die er nu voor zorgt dat een keten van tijdelijke contracten na 6 maanden opnieuw kan beginnen, komt te vervallen.
Uitzendwerk
Uitzendwerk mag in de toekomst alleen nog ingezet worden ter vervanging van zieke werknemers en tijdelijke drukte. De duur van deze contracten wordt eveneens teruggebracht van 76 weken naar 52 weken. Na die 52 weken is er sprake van een een opzegtermijn en kan je als uitzendkracht niet meer van de ene op de andere dag ontslagen worden.
Nuluren- en andere oproepcontracten
Nuluren- en andere oproepcontracten worden zo goed als afgeschaft. Om oproepkrachten meer loonzekerheid te geven, komen er basiscontracten waarin een kwartaalurennorm is opgenomen. Werkgevers worden zo gedwongen om zekerheid te geven over het minimaal aantal uren. Wel mogen werkgevers de uren nog steeds flexibel invullen. Er geldt alleen een uitzondering voor studenten en scholieren. Werkgevers krijgen daarentegen wel de mogelijkheid om eenzijdig de arbeidsduur (tijdelijk) te verlagen met maximaal 20 procent, indien daar bedrijfseconomische redenen voor zijn. Zo is het voor werkgevers makkelijker om werknemers minder uren in te zetten en dus te betalen, als er tijdelijk minder werk is.
Bij een ontslag met wederzijds goedvinden kunnen partijen kiezen voor een einde van de arbeidsovereenkomst met inbegrip van een werk-naar-werk-route. De transitievergoeding kan dan achterwege worden gelaten.
Het is nog een advies, een hoofdlijnenakkoord met als doel het vergroten van de zekerheid van werk en inkomen, het wendbaarder maken van de economie, het herstellen van het vertrouwen in de overheid en het creëren van meer kansengelijkheid. Het is echter aan de wetgever om te besluiten of deze adviezen daadwerkelijk worden overgenomen.